Stamboom Onderzoek

Voorouder onderzoek

Heeft u de ouders van uw opa of oma nog gekend? Weet u wie de grootouders van uw opa of oma waren? En wat deden zij voor de kost?

Vragen waarop u misschien in familekring al antwoorden hebt gevonden. In elke familie gaan vast verhalen rond over beroemde of beruchte voorouders.

Bij stamboomonderzoek werkt u vanuit het heden terug in de tijd. U begint bij uzelf en gaat dan naar uw ouders, grootouders, overgrootouders en zo verder.

Nederlandse stammen - Baduhenna

Overzicht Nederlandse stammen.

Germaanse stammen in de Lage Landen in de tweede eeuw na Christus

Toen de Romeinen rond het begin van onze jaartelling oprukten in de Lage Landen waren deze bewoond door verschillende Germaanse stammen. De namen van deze stammen zijn tot ons gekomen in gelatiniseerde vorm. Maar wat betekenen zij? In een reeks gewijd aan de duiding van deze namen, deze keer: de Baduhenna.

“O Vrouwe, gun ons zege in uw heilige woud!”

Zulk een verzoek kunnen wij ons voorstellen van de Friezen toen zij in 28 na Christus in opstand kwamen tegen de Romeinen. Hoewel het land der Friezen benoorden de Rijn lag, de stroom die in de Lage Landen de grens van het Rijk vormde, waren zij als bondgenoten ondergeschikt aan de Romeinen. Toen de eisen allengs onredelijk werden maakten de Friezen een vuist en vielen zij het castellum Flevo aan. De Romeinen zonden versterking, waaronder een afdeling ruiters van andere Germaanse stammen, en de Friezen braken hun beleg af en trokken zich terug. De Romeinen volgden hen door het zo lastige drassige land –jachtig dijken en bruggen bouwende– tot in het heilige woud van Baduhenna.

Daar, zo is het gemeld door de geschiedschrijver Tacitus, verloor het Rijk na een etmaal vechten negenhonderd manschappen. De overigen vluchtten weg en vierhonderd daarvan verschansten zich in het huis van ene Cruptorix, die ooit in het Rijksleger had gevochten. Daar brachten zij elkaar om het leven uit angst voor verraad en de toorn der Friezen. De Romeinen hebben dit nimmer vergolden en de Friese landen bleven buiten de grenzen van het Rijk, bij gunste van Baduhenna.

Over Baduhenna is verder niets overgeleverd. Zij zal een godin zijn geweest, daar er een heilig woud aan haar was gewijd, maar waar dit heilige woud stond is onwis. Het zal in elk geval niet ver hebben gelegen van het castellum Flevo, dat getuige bodemvondsten mogelijk bij het huidige Velsen in Noord-Holland lag. Even ten noorden hiervan ligt Heiloo, dat in de oudste overlevering Heiliginlo heet, letterlijk ‘heilig woud’. De zandrug aldaar zou het gedijen van een bos mogelijk hebben gemaakt. Omringd door boomloze draslanden zou het een bijzonder gezicht zijn geweest. Maar vooralsnog zijn daar nog geen sporen van een slag gevonden.

Hoe zit het dan met de naam Baduhenna? Wat betekent deze? De meeste woordkundigen zijn het erover eens dat het eerste lid Oudgermaans *badwa- ‘strijd’ is, een woord dat vanouds gebruikt is als naamstam, zoals in Nederlands Badelog, Oudsaksisch Baduhild, Oudengels Beaduríc en Oudnoords Böðvarr. Het is echter moeilijk om Baduhenna als geheel te duiden. Is het tweede lid een woord op zichzelf of slechts een achtervoegsel? Hieronder volgen drie duidingen waarin de naam als samenstelling van twee woorden wordt gezien.

De Duitse woordkundige Theodor Siebs leest Baduhenna als Oudgermaans *Baduhennō en verbindt het vrouwelijke *hennō met het geheimzinnige woord henne-, dat wij o.a. vinden in gewestelijk Nederlands hennekleed ‘doodhemd, lijkwade’ en henneblome ‘bilzekruid, bitterzoet, doodbloem’ en Engels henbane ‘bilzekruid’. De naam van de godin betekent dan ‘zij die doodt in de strijd’.

Zijn landgenoot de woordkundige Günter Neumann heeft dezelfde lezing, maar ziet *hennō als een samentrekking uit *hendnō. Dit zou dan een afleiding zijn van een wortel *henþ- ‘grijpen, pakken, verkrijgen’, vanwaar ook Gotisch -hinþan (in frahinþan ‘gevangen nemen, buit maken’), Oudzweeds hinna ‘verkrijgen’, Oudhoogduits hunda ‘buit’ en mogelijk Nederlands hand. Haar naam is dan ‘zij die verkrijgt in de strijd’. Het bezwaar tegen de beide duidingen is dat het woord *hennō, in welke betekenis dan ook, nergens anders is overgeleverd.

De Oostenrijkse woordkundige Theodor von Grienberger slaat een andere weg in. Hij stelt dat de -h- in Baduhenna mogelijk slechts een oneigenlijke overgangsletter is, zoals wel vaker is voorgekomen in de spelling van Germaanse namen, bijvoorbeeld Athahulf voor Athawulf. Of vergelijk Duits drehen uit Oudgermaans *þrēanan. Hoe dan ook was de h in Latijnse geschriften uit die tijd over het algemeen vaak een spookletter, opduikende waar hij niet thuishoorde.

Von Grienberger leest de naam zodoende als Oudgermaans *Baduwennō. Dit tweede lid, *wennō, is een vrouwelijke afleiding bij het werkwoord *wennanan ‘strijden, zich inspannen, streven, verkrijgen, zegevieren’, de voorloper van Fries winne en Nederlands winnen. Met Von Grienberger kunnen wij de naam dan uitleggen als ‘zij die verkrijgt in de strijd’. Het voordeel van deze duiding is dat *wennō ook elders is overgeleverd, en eveneens voor een mythologische benaming, namelijk in Oudhoogduits helliwinna ‘furie, Eumenide, wraakgodin’. Een mannelijke vorm van dit woord is te meer overgeleverd, bijvoorbeeld als Oudhoogduits -winno (in widarwinno ‘tegenstander, vijand’) en Middelnederlands winne ‘landbouwer; winnaar’. Verscheidene bekende woordkundigen als Rudolf Much en Moritz Schönfeld verkiezen dan ook deze duiding van Von Grienberger.

De hedendaagse Nederlandse/Friese vorm zou Badehinne dan wel Badewinne luiden, waarbij de klemtoon in beide gevallen op de eerste lettergreep ligt. De betekenissen van de drie duidingen liggen zo dicht bij elkaar dat de twee hedendaagse vormen als dichterlijke evenwoorden beschouwd zouden kunnen worden. Zij is hoe dan ook een krijgsgodin, wellicht enerhande walkeure, beschikkend op wie der strijders op het slagveld sterft en wie leeft.

walkeure (v.; walkeuren, walkeures) vrouwelijke slagveldgeest, kiester van de gesneuvelden

Overgeleverde vormen
Oudnoords valkyrja, Oudengels wælcyr(i)ge, wælcyrie

Oudgermaanse vorm
Zie onder.

Duiding/etymologie
Een samenstelling waarvan het onwis is of deze al in de Oudgermaanse tijd bestond. Zo ja, dan is de Oudgermaanse vorm *walakuzjōn, letterlijk ‘zij die de gesneuvelden kiest’. Het is onwis of de Oudengelse vormen inheems zijn of door invloed van het Oudnoords zijn ontstaan. De walkeuren zijn vooral bekend uit de Oudnoordse overlevering. Het is mogelijk dat zij oorspronkelijk, onder een andere benaming, gezien werden als boze geesten.